IMG_0140

Wat gebeurt er als een vruchtgebruiker of blote eigenaar een met vruchtgebruik belaste zaak wil verkopen?

Begin deze week kreeg ik de vraag een gratis schatting per e-mail te maken van een woning die ik nooit had gezien. Volgens de verzoekster had de woning vorig jaar een ‘welbepaalde’ waarde. Aan de hand van deze ene informatie, maar met de forse prijsstijgingen op de vastgoedmarkt in gedachten, moest ik in staat zijn een veel hoger prijskaartje aan de woning te hangen. Bezoek ter plaatse of moeilijke vragen waren niet gewenst.

Het spreekt voor zich dat wij nooit ingaan op dergelijke verzoeken. Maar de case was wel voldoende interessant om er een blog aan te wijden. De verzoekster bleek vuchtgebruiker, had dringend financiële middelen nodig én wilde na de verkoop in het pand blijven wonen.

Laat ons beginnen met de begrippen ‘vruchtgebruik’ en ‘blote eigendom’ nader toe te lichten.

Vruchtgebruik

Artikel 578 B.W. definieert vruchtgebruik als ‘het recht om van een zaak, waarvan een ander de eigendom heeft, tijdelijk het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar met de verplichting om de zaak zelf in stand te houden. Een vruchtgebruiker is dus de persoon die kan genieten van de ‘vruchten’ van een (on)roerend goed.

Dit genot is ruimer dan uitsluitend het gebruik.

Een vruchtgebruiker heeft volgende rechten:

  1. hij mag de met vruchtgebruik belaste zaken gebruiken;
  2. hij mag het goed verhuren en heeft recht op alle huurinkomsten;
  3. hij mag er de vruchten van innen. ;
  4. hij mag deze zaken beheren;
  5. hij mag zijn vruchtgebruik overdragen.

Daartegenover staan uiteraard plichten:

  1. bij de aanvang van het vruchtgebruik moet er een inventaris opgemaakt worden;
  2. hij moet in het voordeel van de blote eigenaar borg stellen;
  3. hij moet de lasten betalen die op het genot wegen, zoals de onroerende heffing;
  4. hij draagt de herstellingskosten, met uitzondering van de grove herstellingen, vernieuwings- en verbouwingswerken;
  5. wanneer er in het met vruchtgebruik belaste vermogen ook schulden zijn, moet hij de intresten betalen;
  6. bij het einde van het vruchtgebruik moet hij – of moeten zijn erfgenamen – de zaken teruggeven aan de blote eigenaar in de staat waarin hij ze heeft ontvangen.

Blote eigendom

De blote eigenaar is de persoon die gedurende de termijn van het vruchtgebruik eigenaar van het onroerend goed blijft. Hij heeft echter niet langer het vrij gebruik of genot van het pand. Hij behoudt wel het recht de blote eigendom te verkopen of weg te schenken. Wanneer hij het pand volledig zou willen verkopen, heeft hij echter de uitdrukkelijke toestemming van de vruchtgebruiker nodig, die recht heeft op zijn deel. U merkt het, het eigendomsrecht van de blote eigenaar wordt in grote mate aan banden gelegd.

Einde van het vruchtgebruik

Een recht van vruchtgebruik kan zijn aangegaan voor een bepaalde of onbepaalde duur, maar kan nooit langer duren dan dertig (30) jaar. Bij de beëindiging van het vruchtgebruik dooft het recht uit. Daardoor wordt de blote eigenaar automatisch volle eigenaar van het goed.

Er zijn verschillende manieren waarop het vruchtgebruik tot een einde komt:

  • door het overlijden van de vruchtgebruiker
  • door het verstrijken van de termijn
  • door vereniging of vermenging van zowel vruchtgebruik en blote eigendom in dezelfde persoon
  • door verjaring wegens niet uitoefening van het vruchtgebruik gedurende 30 jaar
  • door het tenietgaan van de zaak waarop het vruchtgebruik is gevestigd.

Verkoop van een met vruchtgebruik belaste zaak

Zowel vruchtgebruiker als blote eigenaar kan verkopen wat hij resp. aan rechten heeft. De blote eigenaar kan zijn eigendom verkopen, maar zonder dat hierdoor de rechten van de vruchtgebruiker kunnen verminderd worden. Uiteraard zal een eventuele koper voor een dergelijke eigendom slechts een geringe prijs willen betalen. De verkoop van de blote eigendom komt in de praktijk slechts af en toe voor.

Theoretisch kan de vruchtgebruiker ook zijn rechten van vruchtgebruik verkopen. De koper koopt dan een recht waarvan de duur afhangt van het leven van iemand anders. Het vruchtgebruik zal immers altijd ophouden bij het overlijden van de oorspronkelijke vruchtgebruiker. Het valt dus zeer te betwijfelen of de vruchtgebruiker een koper zal vinden. In de praktijk komt de verkoop van een vruchtgebruik uiterst zelden voor.

Interessant is dat geen van beide gerechtigden de andere kan dwingen om samen de totaliteit van de zaak te verkopen. Het betreft immers rechten van totaal verschillende aard. Men kan ook niet terugvallen op artikel 815 B.W., omdat er geen onverdeeldheid heerst tussen beiden.

Is de zaak in volle eigendom dan onverkoopbaar zolang het vruchtgebruik duurt? Toch niet; er bestaan twee uitzonderingen.

1. Verkoop met het doel betaling van schulden

Wanneer er schulden ingesloten zijn in het volledige vermogen, waarop het vruchtgebruik betrekking heeft, moeten die op hun vervaldag voldaan zijn. Welnu, wanneer noch vruchtgebruiker, noch blote eigenaar de schulden met eigen middelen wil/kan betalen, mag de blote eigenaar voldoende middelen uit het vermogen in volle eigendom doen verkopen. Hiermee kan hij dan de schulden terugbetalen.

2. Vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot

Wat ook de oorsprong van het vruchtgebruik is (erfenis, huwelijkscontract, testament), de langstlevende echtgenoot kan eisen dat zijn vruchtgebruik op bepaalde (zelfuitgekozen) goederen, wordt omgezet in kapitaal of in een lijfrente. De blote eigenaar is gehouden die uit te betalen, wordt op deze manier volle eigenaar, en kan, indien gewenst, de volle eigendom verkopen.

De langstlevende echtgenoot-vruchtgebruiker kan ook zijn vruchtgebruik laten omzetten in een onverdeeld aandeel in de volle eigendom, en dan ontstaat er een onverdeeldheid die tot verkoop kan leiden om uit onverdeeldheid te treden.

De erfgenaam-blote eigenaar kan diezelfde omzetting eisen, echter met drie beperkingen:

  1. indien hij geen kind is van de overledene, zal dit slechts toegestaan worden indien de rechtbank dit billijk acht wegens bijzondere omstandigheden;
  2. hij kan deze omzetting nooit eisen voor wat betreft de gezinswoning en de meubelen die deze stofferen, m.a.w. de langstlevende echtgenoot kan nooit uit zijn huis gezet worden;
  3. wanneer hij gezamelijk kind is van de overleden persoon en zijn echtgeno(o)t(e) en dat die omzettingsmogelijkheid hem bij testament ontzegd is.

U ziet dat het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot minder stevig is dan een gewoon vruchtgebruik.

Hoe wordt dit allemaal berekend? Het Burgerlijk Wetboek geeft enkele richtlijnen. Wanneer partijen niet tot een akkoord komen, zal de rechtbank hierover beslissen.

Auteur: Tania Stouthuysen – Elus vastgoed
Bovenstaande informatie is louter een informatie en geen juridisch advies.

De nieuwe wetgeving inzake erfrecht en schenkingen in een notendop

Op 1 september 2018 trad de nieuwe regelgeving m.b.t. het erfrecht in werking, die ook een impact heeft op de schenkingen die bij leven worden gedaan.

Net zoals vroeger blijft een deel voorbehouden voor de kinderen. Voortaan wordt de reserve evenwel steeds beperkt tot de helft van het vermogen van de overledene. Met de andere helft kan hij doen wat hij wil. Daardoor kunnen plus- en stiefkinderen een gelijk deel verwerven. De wettelijke reserve van ouders wordt dan weer geschrapt, zodat kinderloze singles en ongehuwde koppels voortaan vrij hun volledige nalatenschap kunnen beheren. Tenslotte is het ook mogelijk om bij leven reeds afspraken te maken met erfgenamen over hoe het vermogen na het overlijden zal worden verdeeld en welke waarde aan eerdere schenkingen moet worden gekoppeld.

Voortaan geen onderscheid meer tussen schenken van vastgoed en schenken van geld

Wij schetsen hier bondig de verschillende situaties en wijzigingen.

Schenking op voorschot van erfdeel
Dat is een situatie waarbij de schenker iemand een financieel duwtje in de rug wil geven, doch niet meer wil geven dan uiteindelijk door die persoon geërfd kan worden. De schenker wil dus de gelijkheid tussen zijn erfgenamen behouden. Dit heeft tot gevolg dat bij overlijden van de schenker, deze schenking in de nalatenschap moet worden ingebracht. Er moet dus gekeken worden naar de waarde van wat reeds geschonken was. In het verleden knelde daar het schoentje. Bij roerende goederen (cash, effecten, juwelen) keek men naar de waarde op het moment van de schenking, terwijl bij vastgoed de waarde op het ogenblik van het overlijden in aanmerking werd genomen. De inbreng van vastgoed diende in natura te gebeuren.

De nieuwe regeling maakt een einde aan deze ongelijke situatie en onzekerheid: alle goederen worden gewaardeerd op datum van de schenking, geïndexeerd tot op datum van overlijden van de schenker. Een onroerend goed moet ook niet meer in natura in de nalatenschap worden ingebracht.

Schenking buiten erfdeel
In deze situatie wordt de begunstigde bevoordeeld. De schenker mag niet voorbijgaan aan de wettelijke reserve van de overige erfgenamen, zoniet kunnen de erfgenamen een inkorting vragen, die in het verleden steeds in natura gebeurde. De waarde werd dan berekend op datum van schenking bij roerende goederen, en op datum van overlijden bij onroerende goederen.

Voortaan worden alle goederen gewaardeerd op moment van de schenking, geïndexeerd tot op de dag waarop de schenker overlijdt. De overige erfgenamen kunnen niet meer eisen dat de geschonken goederen naar de nalatenschap terugkeren. In de toekomst zal enkel een geldelijke verrekening moeten gebeuren.

Erfrecht voor 1 september 2018

  Inbreng roerende schenking Inbreng onroerende schenking Inkorting roerende en onroerende schenking
Wijze In waarde In natura In natura
Waardering Op ogenblik van schenking Datum van verdeling Datum van verdeling

Erfrecht na 1 september 2018

  Inbreng roerende schenking Inbreng onroerende schenking Inkorting roerende en onroerende schenking
Wijze In waarde In waarde In natwaardeura
Waardering Op ogenblik van schenking & indexering tot overlijden schenker Op ogenblik van schenking & indexering tot overlijden schenker Op ogenblik van schenking & indexering tot overlijden schenker

De oude regeling kan vanaf 1 september 2018 nog worden toegepast op eerdere schenkingen, op voorwaarde dat een verklaring van behoud bij de notaris werd afgelegd voor 1 september 2018. De kwalificaties ‘op voorschot van erfdeel’ of ‘buiten erfdeel’ blijven dan bestaan, alsook die gevallen waarin uitdrukkelijk werd bepaald dat de inbreng en inkorting in natura moet gebeuren.

De nieuwe regeling is van toepassing op:

  • Nalatenschappen die openvallen vanaf 01/09/2018
  • Schenkingen die dateren van voor 01/09/2018, maar waarbij de schenker overlijdt na 01/09/2018

Kan de schenker voorwaarden aan de schenking koppelen?

De schenking met voorbehoud van vruchtgebruik is een gebruik dat al langer bestaat. De schenker behoudt de controle (bijvoorbeeld: stemrecht op aandelen) en de vruchten (bijvoorbeeld huurinkomsten, beleggingsopbrengsten, het genot van kunst) van datgene wat hij geschonken had gedurende zijn verdere leven.

In dit geval gebeurt de waardering pas op de dag dat de begiftigde ook het vruchtgebruik verwerft; dus op het moment van overlijden van de schenker, dan wel op het moment dat hij afstand doet van zijn vruchtgebruik.

Auteur : Tania Stouthuysen – Elus vastgoed Kasterlee en omgeving 
Bovenstaande informatie is louter een informatie en geen juridisch advies.